Ooit liet ik mij vangen en stond ik vol bewondering voor de prestaties van sprinters, klimmers en marathonrijders.
Stoempers, Flandriens, berggeiten...
Tot telkens weer de ontluisterende boodschap kwam dat die of die zijn titel moest inleveren, de overwinning en bijhorende trofee werd ontnomen, een schorsing van maanden of jaren aan zijn broek gesmeerd kreeg ... En dat alles wegens het gebruik van stimulantia, verboden producten, doping. Knappe koers, lange ontsnapping, spervuur van demarrages, magistrale sprint...
En iedere keer weer die donkere schaduw van de doping.
Wat is nog echt of oprecht in heel dat gebeuren?
De wielerbonzen zelf dachten er goed aan te doen op een of andere manier de aandacht van de dopingproblematiek af te leiden.
In een poging om het koersen weer aantrekkelijk te maken door spontane en open wedstrijdsituaties uit te lokken nam de UCI zich voor om dit jaar, alleszins in de voorjaarsklassiekers, het gebruik van de ondertussen algemeen ingeburgerde "oortjes" te verbieden. Tijdens het voorbije openingsweekend hebben we kunnen vaststellen dat er wel degelijk wat te beleven viel.
De renners moesten zelf gaan reageren op het koersverloop, op hun intuïtie afgaan, of erger nog: nadenken tijdens het fietsen!!
Dat was duidelijk teveel gevraagd. Onze Belgische toppers(?) blonken zowel in Gent als in Kuurne uit door hun afwezigheid in de eindfase en van enige greep op de wedstrijd was nooit sprake. Heel terecht merkte Mart Smeets op tijdens zijn commentaar dat fietsen moet gebeuren door jonge atleten, en niet bepaald mag worden door veertigers en logge vijftigers vanuit de volgwagens.
Maar even terecht is de vaststelling dat veel van die jonge gasten nog veel moeten leren en dat hard rijden alleen absoluut niet voldoende is om een koers te winnen.

Marco Polo